De Wonderdrol
Maar dit circus was gekomen om niet meer te vertrekken.
Ergens daar tussen die druppel bloed en het ziekenhuisbed.
Dreven de wolken van buiten naar binnen.
We waren net terug, na dagen in het ziekenhuis.
De mist die de weken hiervoor de wereld had vergrijsd en verkleind was verplaatst.
De zon in een stralende rol, tegen een vlekkeloos blauwe achtergrond. Waardoor aardse kleuren menig humeur opbeurde.
De mist zat nu in mij. De mist had zich verplaatst en zat in mijn hoofd. Een vochtige wolken massa vulde mijn brein, waardoor al het andere dat daar normaal gesproken, druk, helder en door elkaar heen in de weer is, onzichtbaar en onhoorbaar was geworden.
Verkleind en vergrijst tot een zwijgende zwevende massa. Een grijze massa.
Is dat wat dagen in een ziekenhuis doen? De mist verplaatsen.
Is dat wat schrik met je doet? Je terugwerpen.
Maar terug naar wat en hoezo terug, was ik hier al eerder?
Of terug als naar een basis waar wij als mensheid al langer van afgedreven zijn. Naar een essentie van zijn?
Met één prik in haar vinger, één druppel bloed en een paar cijfers op een scherm, werd een totaal nieuwe werkelijkheid uitgerold. Als een circus dat met veel bombarie op een maandagmiddag, de alledaagse dorpsstraat ingereden komt.
En met de eerste klank en de eerste verschijning in iedere dorpeling, iets nieuws en onverwachts aanwakkert.
Diabetes type 1.
Maar ze wordt volgende week 18. En er is een eindexamen en een eindexamenreis en een onbezonnen studentenleven dat voor de deur staat.
Dus nee, trekt u maar verder naar een ander dorp. Zet daar uw tent en show en spektakel maar op. Wij hadden het anders bedacht. Sterker nog u vergist zich. Zij had haar portie al gehad, toen haar moeder stierf, pas tien jaar gelden. Geen circus meer op deze stoep.
Maar dit circus was gekomen om niet meer te vertrekken.
Ergens daar tussen die druppel bloed en het ziekenhuisbed. Dreven de wolken van buiten naar binnen.
Wolken in je brein nemen het zicht weg. Geen uitzicht meer op wat was en wat nog komen moet. Er blijft niets over dan hier, de plek waar mijn voeten staan. En zelfs hier is weinig te aanschouwen, dat zich tot woorden. Kan vormen in een over-actief brein. Want die baseert zich toch negenhonderdnegenennegentig keer van de duizend op wat was en wat nog moet komen.
Hoe dikker en lager de mist, hoe meer je zakt in het moment.
Het licht valt binnen vanuit een hele andere hoek. Of komt het altijd uit die hoek, maar zocht het door de drukte aan gedachten een andere inval?
Ik heb me vanaf vrij snel na ons ontmoeten, zorgen over haar gemaakt. Gebaseerd op wat was en vast en zeker komen zou. Ik werd bang, voor de dag waarop ze te boos zou worden op het leven. Dat ze alles en iedereen als boosdoeners zag en het geheel als één grote mislukking, waar geen lol aan te beleven was en je je dan maar door heen moest laten slepen.
Teleurstelling op teleurstelling, die zo een muur metselde, waar ik op een dag niet meer overheen kon kijken. Geen kiertje opengelaten om te kunnen zien wat zich daarbinnen afspeelde en in geval van nood wat extra levenslust naar binnen te blazen.
En nu, hier mijn denken was opgegaan in de mist en ik haar naar de spoedeisende hulp reed, gleed dat alles, al die vormen van angst en zorgen van mij vandaan.
Mist kent geen schaduw.
Nu, hier het licht vanuit een andere hoek inviel, toonde zich een ruimte die voelde als vers, nieuw, onbeschreven.
Geen vlag en wimpel op de toren van teleurstellingen, die uiteindelijk zouden zorgen dat deze van onderop zou instorten. De toren bleek een schim, waar werkelijk alle ruimte voor leven, voor vreugde en voor liefde was. Niet zachtroze, zoetsappig met suikerspin textuur. Maar zoals een woeste zee, een onverwachte hoosbui en de eerste krokus vroeg in februari.
Het lijkt waanzin. Dat wanneer een ongewenst circus in de vorm van een chronische ziekte bij een jong mens op de stoep staat, een gevoel van opluchting en vreugde zich bij een getuige aandient. Zo afwijkend zelfs dat je het maar beter voor je houdt. Behalve dan bij je therapeut een tipje van de sluier.
Pure waanzin want, we waren aan het overleven, als gezin in de survival modus. Met hoofden als zeven, waar al snel te veel medische termen, nieuwe leefregels, afspraken, vragen, boodschappenlijstjes, schone waslijstjes, lijstjes met nog te maken lijstjes, ongrijpbaar doorheen sijpelde.
En toch.
De mist bracht een helderheid voorbij het bedenken. Het perste mijn bewustzijn mijn lijf en hele wezen in. Uit mijn hoofd, hier nu bij haar in het ziekenhuisbed, samen. Ja! ik voelde me machteloos.
En juist deze machteloosheid droeg een ontvankelijkheid met zich mee. Een ontvankelijkheid zoals je kunt voelen bij alles waarin nieuw leven ontstaat en beweegt. Een baarmoederwand, vruchtbare aarde, de bodem van de rivieren en zeeën. Schimmels, schuimen, sperma, slijm, sappen, voortvloeisels waar ons weten machteloos is.
Voorbij aan bedenken, zijn we machteloos. Hier, nu zijn we ontvankelijk. In wat was en waar het naar toe moet bedenken we controle te hebben. En dit bedenken werpt de schimmen van blokkades op, waardoor we chronisch en collectief de essentie in dit huidige, continue missen.
Een schrik, schok, een totaal onverwachte wending, een bericht waardoor alles dat werkelijk is ineens anders blijkt dan zojuist nog bedacht, zet de blokkades in het licht en de schim lost op.
Meebewegen, machteloos, controleloos, voortvloeien. En terwijl alles in mij sjeesde en raasde richting spoedeisende hulp, bevond ik mij in een staat van zijn van volmaakt vertrouwen en pure overgave.
Het niet anders willen dan dat het op dit moment is. Kristalhelder aanwezig.
Amor Fati ~ Het Lot Liefhebben.
Kiezen voor de Liefde, het leven en de pijn een dikke knuffel geven. Het liefhebben, zoals het is en wat zich aandient, sluit pijn niet uit.
De hele situatie is pijnlijk, maakt verdrietig, boos en heeft mij menig woord doen uitspreken, die weinige als liefdevol zullen rangschikken. Hart op huilen.
Amor Fati vind ik zo prachtig juist omdat de lading van deze woorden niet gaat over ontkennen. Het gaat ook niet over het wegstoppen, mooier maken dan het is, of al by passend beweren dat ALLES er mag zijn.
Het niet anders willen, het liefhebben zoals het is.
Het er volledig laten zijn of er volledig mee zijn verschillen in de nuance.
In laten zijn schuilt een geniepig bij neer leggen. Een harnas vermomd als donsdeken. Er mee zijn en liefhebben, zijn meer naakt en dan kan het dus koud een ongemakkelijk zijn.
Als ik dit schrijf bemerk ik een continue beweging van mijn bewustzijn van mijn hoofd naar mijn hartgebied.
Machteloos en laten zijn zitten misschien in mijn hoofd, bevestigd door wat was en zal moeten zijn. Ontvankelijk en er mee zijn zitten in mijn hart, kunnen alleen maar nu zijn onwetend, nieuwsgierig.
De keuze is aan mij waar ben ik en als ik realiseer waar ik ben, blijf ik daar dan?
Vertrouwen, opluchting, kalmte, inzicht diende zich aan als een derde aanwezige in de auto. Ik dacht aan haar moeder. Het voelde als een verschijnsel, een voortvloeisel, waar nieuw leven in beweegt. Het bedenken kan hier niet bij breekt er het hoofd over.
Dankzij het verplaatsen van de mist, dankzij het Liefhebben kon het leven vrijlijk bewegen. Wat het leven doet in dat vrij bewegen is de balans zoeken. De balans die de grootste kans op meer leven in het grote geheel in zich draagt. Levenskracht, levenslust, Liefde.
Zo werd ik in het ziekenhuis verliefd op mijn lichaam, een wereld op zich, waar mijn bedenken weinig weet van heeft.
Een wereld vol ecosystemen die communiceren, herstellen, alles in werkingstellen om zo optimaal mogelijk te blijven voortbewegen. De arts vertelde dat de resultaten van haar laatste schoolonderzoeken ongeldig verklaard konden worden. Als de alarmbellen rinkelen, zetten al die systemen alles op alles. Wat nodig is gaat naar onze organen. Die maken uiteindelijk dat we überhaupt, dit alles kunnen aanschouwen, voelen, beleven. Het brein komt zo goed als op de laatste plaats. Leren, repeteren, onthouden kunnen wel even wachten als de nood hoog is. En toch zet de mensheid al z’n geld in op de Hoofd-zaak.
De lever, och die lieve lever, reiniger, opruimer, vervanger. Dat mijn staat van zijn veranderd was deze dagen, bleek wel uit de Liefde die ik ineens voelde voor mijn lever, haar lever, de lever. Waanzin! Of wonder?
Leven wil leven en is daar al veel intenser bedreven in dan de nog maar kort aanwezige menselijke denkgeest.
Een aanwezig zijn voorbij het bedenken. Dat wat bestaat en gebeurd liefhebben.
Liefhebben is iets waar we als mensen nog flink wat ontwikkelwerk te doen hebben:
Met aandacht, oog voor detail, geduld, nieuwsgierigheid, open luisteren, sensitiviteit, sensualiteit, redelijkheid, veerkracht en perspectief bij de ander of de gebeurtenis zijn.
Wanneer we kunnen Liefhebben, het lot kunnen liefhebben. Dan kan er vrede en dankbaarheid ontstaan in ieder moment bij dat wat er bestaat en gebeurt.
Daar kan een helderheid worden ervaren, waanzin of wonder! Liefhebben is actief, een open geest en een vol hart. Maar altijd en eeuwig hier in dit moment.
We mochten naar huis, de mist trok een beetje op en liet wat was en zal zijn, wazig doorschemeren. Het “gewone” dagelijkse, nu in aanwezigheid van dit circus ving aan.
Voorbij de nieuwe lichtinval, die alledaagse wonderen had getoond, piepte angst (pijn + lijden + vermoeidheid) een beetje binnen door verschillende kiertjes.
Ik wilde de helderheid, opluchting, waanzinnige wonderlijke staat vastgrijpen, controleren.
Bang dat ik in de auto terug naar huis dat wat mij verlaten had op de heen weg weer zou treffen, om vervolgens weer met me mee te sleuren.
Maakt angst machteloos omdat we diep in onze kern weten dat controle een illusie is? En Liefde dan misschien ontvankelijk, omdat we diep in onze essentie “weten” dat we kunnen vertrouwen op het voortvloeien van Leven.
De nieuwe lichtinval bleef en de oude angsten kleefde niet opnieuw aan mij. De toren was verdwenen en de ruimte bleef beschikbaar. Het vraagt nog wel te oefenen in Liefhebben, een vrijplaats voor Amor fati. En een wennen aan het waanzinnig wonderlijke in het alle dag.
De avond van onze thuiskomst was bewolkt, de hemel was niet helder en daarmee was het aardedonker in onze tuin.
Mijn lichaam moe en blij thuis te zijn. Mijn telefoon boven aan de oplader. De honden dan maar even in de tuin voor een laatste plas en poep.
Dan toch maar wel direct even opruimen, besloot ik. Geen idee waar de honden hun behoeftes hadden gedaan. Eenmaal in de tuin bedacht ik mij dat mij telefoon dus zaklamp al boven lag…Poep!
Een glimlach op mijn gezicht. Dit is hoe ik het wil in het pikkedonker op drollen jacht, met alle risico’s van dien. Voortvloeiend, ontvankelijk, samen met het Leven, uit mijn hoofd, in mijn hart, vertrouwen en liefhebben.
Ik zette in dit oefenen zo’n 20 stappen (later nageteld) blik op de hemel, aanwezigheid in dit moment. Mijn lichaam bukte, een zakje om mijn hand, ogen volgde, arm reikte uit. Warmte vertelde mij; ik had ‘m en mijn brein vulde aan:
De wonderdrol.